Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1704

Datum uitspraak2008-04-17
Datum gepubliceerd2008-10-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 07/2181 WWB en 07/2182 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bijstand. De beslissing om het postadres van een dakloze in te trekken is een besluit in de zin van de Awb, want op rechtsgevolg gericht. Besluit niet deugdelijk bekendgemaakt indien een besluit wordt verzonden naar een adres waarvan verweerder weet dat betrokkene er niet woont.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen enkelvoudige kamer UITSPRAAK in het geding met reg.nrs. AWB 07/2181 WWB en 07/2182 WWB tussen: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, vertegenwoordigd door mr. T.A. Vetter, en: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger verweerder]. 1. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft op 24 mei 2007 beroepschriften ontvangen gericht tegen de besluiten van verweerder van 24 april 2007 (hierna: besluit I) en van 3 mei 2007 (hierna: besluit II). Het onderzoek is gesloten ter zitting van 1 april 2008. 2. OVERWEGINGEN Eiser ontving vanaf 3 november 2005 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande met een toeslag van 10%. Bij besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de intrekking van zijn postadres niet-ontvankelijk verklaard. Volgens verweerder is er geen sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen sprake is van een beoogd rechtsgevolg. Dat het postadres [postadres] (hierna: het postadres) niet langer ter eisers beschikking wordt gesteld, vormt naar de mening van verweerder een rechtsgevolg van de afwijzing van de aanvraag om bijstand. Bij besluit II heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de toekenning van zijn bijstandsuitkering voor een beperkte periode, namelijk tot en met 12 juli 2006, niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat sprake is van een niet-verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Tegen het besluit van 14 december 2006 heeft eiser vervolgens op 2 maart 2007 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft gewezen op de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter van 17 april 2007. De voorzieningenrechter is uitvoerig ingegaan op de ontvankelijkheid en heeft geconcludeerd dat eisers bezwaar niet-ontvankelijk is wegens termijnoverschrijding. In beroep tegen besluit I heeft eiser aangevoerd dat verweerders mededeling dat het postadres niet langer aan hem ter beschikking wordt gesteld, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. In beroep tegen besluit II heeft eiser aangevoerd dat het besluit van 14 december 2006 niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Volgens eiser voldoet het besluit niet aan de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze van bekendmaking van besluiten. Het geding met reg.nr. AWB 07/2181 WWB De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 3 augustus 2006 afwijzend heeft beslist op eisers aanvraag om een bijstandsuitkering. In de brief van 9 augustus 2006 heeft verweerder eiser meegedeeld dat het postadres niet langer aan hem ter beschikking wordt gesteld, omdat eiser geen uitkering meer ontvangt van de Dienst Werk en Inkomen. De rechtbank is van oordeel dat de brief van 9 augustus 2006 wijziging brengt in de rechtspositie van eiser en dus op rechtsgevolg is gericht. Het rechtsgevolg van het niet toekennen van een postadres aan een dakloze zoals eiser is dat elke aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering zal worden afgewezen onder de overweging dat hij niet beschikt over een (post)adres. Naar het oordeel van de rechtbank dient de brief van 9 augustus 2006 derhalve te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar tegen dit besluit dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en besluit I vernietigen. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift van eiser. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt. Voorts dient het door eiser gestorte griffierecht te worden vergoed. Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank dat ten aanzien van het te vernietigen besluit I thans nog niet vaststaat dat eiser daadwerkelijke schade heeft geleden. Verweerder dient het schadeaspect te betrekken bij zijn nadere besluitvorming ter uitvoering van deze uitspraak. Het geding met reg.nr. AWB 07/2182 WWB De rechtbank stelt vast dat het besluit van 14 december 2006 is verzonden naar het adres [adres 1] te Amsterdam. Eiser stond tot 16 augustus 2006 in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven op dit adres. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder op de hoogte was van het feit dat eiser niet meer op het adres [adres 1] woonde. Eiser heeft herhaaldelijk aan verweerder meegedeeld dat hij niet meer op dit adres verbleef. Dit heeft eiser voor het eerst bij brief van 7 april 2006 aan verweerder laten weten. Hierbij heeft hij tevens verzocht gebruik te mogen maken van een postadres. In een telefoongesprek op 1 juni 2006 en in zijn brief van 13 juni 2006 heeft eiser deze mededelingen herhaald. Verweerder wist dan ook dat eiser al vanaf 7 april 2006 niet meer op het adres [adres 1] verbleef. Voorts staat vast dat verweerder bij besluit van 9 augustus 2006 het postadres van eiser heeft ingetrokken. Door dit postadres niet langer aan eiser ter beschikking te stellen, is het in deze omstandigheden ook aan verweerder te wijten dat het primaire besluit niet door eiser is ontvangen. Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank zorg moeten dragen voor een postadres voor eiser. De rechtbank merkt op dat het veeleer op de weg van verweerder had gelegen om het besluit van 14 december 2006 te versturen aan de toenmalige advocaat van eiser, mr. D.S. de Ploeg. Uit een telefoonnotitie van 7 juni 2006 blijkt dat verweerder op de hoogte was van het feit dat eiser over een gemachtigde beschikte. Verweerder heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat uit de telefoonnotitie van 5 januari 2007 blijkt dat eiser op deze datum bekend was met het besluit van 14 december 2006. De rechtbank kan deze stelling niet onderschrijven. Uit de telefoonnotitie kan niet worden afgeleid dat in het telefoongesprek is gesproken over het besluit van 14 december 2006. Ten aanzien van het eerdere oordeel van de voorlopige voorzieningenrechter merkt de rechtbank op dat het hier slechts een voorlopig oordeel betreft. Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten, aangezien het primaire besluit niet op een deugdelijke wijze aan eiser bekend is gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar tegen dit besluit dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en besluit II vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt. Voorts dient het door eiser gestorte griffierecht te worden vergoed. Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank dat ten aanzien van besluit II thans nog niet vaststaat dat eiser daadwerkelijke schade heeft geleden. Verweerder dient het schadeaspect te betrekken bij zijn nadere besluitvorming ter uitvoering van deze uitspraak. 3. BESLISSING De rechtbank: In het geding met reg.nr. AWB 07/2181 WWB - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt besluit I; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak; - bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 39 (zegge: negenendertig euro) aan eiser vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten, ten bedrage van € 644 (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank; - wijst eisers verzoek om schadevergoeding af. In het geding met reg.nr. AWB 07/2182 WWB - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt besluit II; - draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak; - bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door eiser betaalde griffierecht van € 39 (zegge: negenendertig euro) aan eiser vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten, ten bedrage van € 644 (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen aan de griffier van deze rechtbank; - wijst eisers verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan op 17 april 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht. Afschrift verzonden op: DOC: B